Het Museum Kurhaus Kleef is gehuisvest in een langgerekt complex van voormalige badgebouwen uit de 19e eeuw. De geschiedenis van het kuren in Kleef gaat terug tot het midden van de 18e eeuw toen een mineraalhoudende bron op de Springenberg ontdekt werd. De bouw van een kurhaus vond plaats in 1845/46 naar het ontwerp van Anton Weinhagen, dat ter ere van de Pruisische koning Friedrich Wilhelm IV – Friedrich-Wilhelms-Bad genoemd werd. Op de bel-etage waren de kuurzalen gelegen.
Met het Friedrich-Wilhelms-Bad kreeg Kleef als kuuroord het noodzakelijke middelpunt voor een druk kuurleven. In 1872 /73 werden volgens de ontwerpen van Friedrich Karl Schubert niet alleen een wandelhal maar ook een hotel gebouwd. De langgerekte wandelhal bood de gasten bij slecht weer de gelegenheid om te flaneren, hij verbindt het Friedrich-Wilhelms–Bad met het kubusachtige hotel, zodat er een indruk van symmetrie ontstaat.
Het begin van de Eerste Wereldoorlog maakte een abrupt einde aan het badleven. Sindsdien werd het gebouw decennia lang voor alle mogelijke doelen gebruikt en werd het ook herhaaldelijk verbouwd.
In 1989 werd het tenslotte door de stad Kleef aangekocht met de bedoeling er een museum voor moderne kunst van te maken. De typograaf en ontwerper Prof. Walter Nikkels kreeg de opdracht om de plannen voor de verbouwing te realiseren. De realisering van het geheel vond plaats in samenwerking met de architect Heinz Wrede. Het museum werd op 18 april 1997 geopend.
Nikkels benaderde de historische architectuur van het Kurhaus met respect en schiep achter de onder monumentenzorg staande façade een reeks van rustige vertrekken en royale zalen. De achtermuur van het voormalige hotel werd naar achteren verplaatst zodat er vier symmetrische zalen op elk van de drie etages gerealiseerd konden worden. Deze symmetrie wordt op de eerste etage onderbroken door een zaal die twee etages beslaat waardoor een bijzondere ruimtelijke spanning ontstaat.
De wandelhal wordt door een tussen twee wanden liggende trap in de lengte verdeeld. Hierdoor ontstaan twee lange zalen: de voorste met het karakter van een arcadegalerij, de achterste, de zogenaamde „Pinacotheek“, voorzien van bovenlicht.
Naar de helling toe ontwierp Nikkels een zuilengalerij, die zicht biedt op de omringende natuur. Het oudste deel van het complex, het Friedrich-Wilhelms-Bad werd hersteld in de staat van 1846.
Het uitgangspunt van de renovatie door Walter Nikkels was steeds de strenge door duidelijke zichtassen gekenmerkte barokke tuin tegenover het museum. De zo bereikte ruimtelijke helderheid komt op bijzondere wijze tegemoet aan de presentatie van moderne en hedendaagse kunst.